enten
- en·ten
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘een loot op een andere boom bevestigen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- afgeleid van ent met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
enten |
entte |
geënt |
zwak -t | volledig |
enten
- overgankelijk (tuinieren), (landbouw) een stukje weefsel van de ene boom inplanteren in een andere
- Bij het enten wordt een deel van een plant (de ent) vastgemaakt op een deel van een andere plant (de onderstam). [3]
- (medisch) inenten
de enten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord ent
- Het woord enten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "enten" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "enten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ enten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Bos & Hoogenboom
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- en·ten
enten (alleen met eller)
- en·ten
enten (alleen met eller)
- anten