enkelvoudig
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: enkelvoudig (hulp, bestand)
Woordafbreking
- en·kel·vou·dig
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van enkel met het achtervoegsel -voudig
- afgeleid van enkelvoud met het achtervoegsel -ig [1]
stellend | |
---|---|
onverbogen | enkelvoudig |
verbogen | enkelvoudige |
partitief | enkelvoudigs |
Bijvoeglijk naamwoord
enkelvoudig
- Slechts uit één mens, dier of ding bestaand.
- Bij een enkelvoudige breuk is er maar één breukvlak
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord enkelvoudig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "enkelvoudig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ enkelvoudig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be