• emo·ti·o·ne·ren

emotioneren [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
emotioneren
emotioneerde
geëmotioneerd
zwak -d volledig
  1. sterk op het gemoed werken
    • Er is iets aan de hand met Alceste. De opera van Gluck over een vrouw die haar liefde toont in de dood, geeft zijn geheimen niet prijs. Hoeft ook niet, volgens regisseur Johan Simons. Triomf van een emotionerende avond.[3] 
    • Unox weet op een geweldige manier het oer-Hollandse gevoel van schaatsen en stamppot te emotioneren. Natuurlijk, de PVV doet dit heel anders - deze partij bedient zich graag van angst en uitsluiting - maar in de kern bedienen zowel PVV als Unox zich van de emotie van vaderlandsliefde. Een emotie die veel Nederlanders raakt.[4] 
    • Misschien moet je het wel vergelijken met een bezoek aan een voormalig naziconcentratiekamp of een tour door de favelas van Rio de Janeiro. Plaatsen die mensen raken. Emotioneren. Met hun smartphone filmen ze alles. ‘Ik ben erbij geweest en heb alles met mijn eigen ogen gezien’, is hun boodschap aan anderen.”[5] 
  1. Wiktionnaire
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. de Standaard 17 AUGUSTUS 2016 TOM JANSSENS
  4. Volkskrant 6 februari 2017
  5. NRC Koen Greven 21 februari 2017