• el·pee
  • In de betekenis van ‘langspeelplaat’ voor het eerst aangetroffen in 1966 [1]
  • afgeleid van de afkorting LP [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord elpee elpees
verkleinwoord elpeetje elpeetjes

de elpeem [3]

  1. grammofoonplaat met doorsede van 30 cm, een speelduur van maximaal 30 minuten aan één zijde, die afgespeeld wordt met een snelheid van 33 1/3 toeren per minuut
    • Op YouTube postte Ralph Rousseau al eens een heel programma voor gamba solo dat zonder editing was opgenomen in een Utrechts Franciscaner klooster. „Toen wist ik: dit is wat ik wil. Door op te nemen in één ruk krijg je muziek die ademt. Toen ik dat besprak met mijn geluidsman, zei hij: dan moet je op elpee opnemen. Een elpee moet analoog, in één take worden opgenomen en klinkt daardoor natuurlijk en direct.” Lachend: „Een mevrouw uit mijn straat zei: ‘Als ik je plaat draai, is het net alsof je bij me in de kamer zit te spelen.’”[4] 
    • Met de dood van Toots bevond ik me zomaar weer in de Vendet. In die 'supermarktformule van de V&D' kocht ik in de jaren zeventig een elpee van 'Jean Toots Thielemans', een naam die ik enkel kende van Willem - 'Mijn goede vriend' - Duys. Geen idee waarom; ik was van de gitaar. Misschien omdat-ie maar 5 gulden kostte. Thuis was ik verkocht.[5]  
87 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[6]