elefant

Occitaans

Uitspraak

• IPA: /ele'fan/

Woordafbreking

• e·le·fant

enkelvoud	meervoud
elefant	elefants

Zelfstandig naamwoord

elefant m

1. (slurfdieren) olifant

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /ɛlɛfant/

Woordafbreking

• ele·fant

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Duitse Elefant

Zelfstandig naamwoord

elefant m bezield

1. (slurfdieren) (spreektaal) olifant
2. (expressief) (spreektaal) iemand met twee linker handen; een onhandig persoon

Verbuiging

		enkelvoud	meervoud
nominatief		elefant	elefanti
genitief		elefanta	elefantů
datief	korte vorm	elefantu	elefantům
	lange vorm	elefantovi
accusatief		elefanta	elefanty
vocatief		elefante	elefanti
locatief	korte vorm	elefantu	elefantech
	lange vorm	elefantovi
instrumentalis		elefantem	elefanty

Synoniemen

1. slon m bezield
2. slon m bezield

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)