eerroof
- eer·roof
- samenstelling van eer en roof [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eerroof | eerroven |
verkleinwoord | eerroofje | eerroofjes |
de eerroof m
- het bezoedelen van iemands goede naam door laster of kwaadsprekerij waarvan men weet dat deze onwaar is
1.
- Het woord eerroof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eerroof" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be