• een·per·soons
  • Samenstellende afleiding van een en persoon met het achtervoegsel -s
stellend
onverbogen eenpersoons
verbogen

eenpersoons

  1. bedoeld voor één persoon
    • Ze zult zelden een eenpersoons vakantiewoning aangeboden zien. 
  2. bestaande uit één persoon
    • Hij voert al jaren naar volle tevredenheid een eenpersoonshuishouden