Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zes·per·soons
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zespersoons
verbogen zespersoons

Bijvoeglijk naamwoord

zespersoons

  1. bedoeld voor zes personen
    • Heeft u misschien ook een vakantiehuisje dat zespersoons is? 
  2. bestaande uit zes personen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid