eenarmig
- een·ar·mig
stellend | |
---|---|
onverbogen | eenarmig |
verbogen | eenarmige |
partitief | eenarmigs |
eenarmig
- in het bezit van (slechts) één arm
- Het woord eenarmig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eenarmig" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be