[1] dwaallicht
  • dwaal·licht
enkelvoud meervoud
naamwoord dwaallicht dwaallichten
verkleinwoord dwaallichtje dwaallichtjes

het dwaallichto

  1. in het volksgeloof een (blauwachtig) lichtje boven moerassen, poelen en kerkhoven
    • Oostelijke sagen en legenden. Daar draait het om bij het interactieve theater aan het water. Bezoekers worden bij Het Hulsbeek door Vrouw Holle verwelkomd bij de Boetentiedse Biecht: de nacht waarin overleden zondaars verlost kunnen worden van hun eeuwige boetedoening als dwaallicht of Heemänneke. Met hulp van de smartphone kunnen bezoekers extra prikkelende indrukken opdoen van het evenement.[3] 
  2. (pejoratief) iemand met andere politieke ideeën dan jezelf hebt
    • Ook een andere horde jaagt nog steeds op cultureel erfgoed en probeert Piet zwart te maken. De goedheiligman en zijn vrolijke knechten, die volgens deze dwaallichten zouden herinneren aan de slavernij, zijn binnenkort in Suriname weer van harte welkom.[4] 
97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]
  1. dwaallicht op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Tubantia Dolf Ruesink 21-08-17, 15:06
  4. de Telegraaf JEROEN HENDRIKS 01 nov. 2016
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be