duplexwoning
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- du·plex·wo·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | duplexwoning | duplexwoningen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de duplexwoning v
- (bouwkunde) kleine eengezinswoning, gebouwd in tijden van woningnood na de Tweede Wereldoorlog, bedoeld om later, samen met een soortgelijke woning één grote woning te vormen
- Wij woonden in een duplexwoning.
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord duplexwoning staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.