• droog·ko·miek
enkelvoud meervoud
naamwoord droogkomiek droogkomieken
verkleinwoord - -

de droogkomiekm

  1. iemand die komische dingen zegt zonder uit de gewone spreektoon te vallen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen droogkomiek droogkomieker droogkomiekst
verbogen droogkomieke droogkomiekere droogkomiekste
partitief droogkomieks droogkomiekers -

droogkomiek

  1. komische dingen zeggend zonder uit de gewone spreektoon te vallen
73 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be