droogkloot
- Geluid: droogkloot (hulp, bestand)
- droog·kloot
- samenstelling van droog en kloot ("brok klei") [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | droogkloot | droogkloten |
verkleinwoord | - | - |
de droogkloot m
- (informeel), (pejoratief) saai, humorloos of zuur iemand, vooral gezegd van mannen
- Wat een droogkloot ben jij, zeg.
- (informeel) droogkomiek
- Het woord droogkloot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.