Het interieur van een drankwinkel
  • drank·win·kel
enkelvoud meervoud
naamwoord drankwinkel drankwinkels
verkleinwoord drankwinkeltje drankwinkeltjes

de drankwinkelm

  1. een winkel waar men alcoholische dranken verkoopt
    • De nieuwe alcoholwet brengt meer problemen met zich mee. Veel jongeren blijven weg uit Renesse. Nog steeds overspoelen toeristen het Zeeuwse dorp met 75.000 per jaar, maar hun samenstelling is veranderd. Alle ondernemers merken het. De mevrouw met het kraampje plastic zonnebrillen verkoopt minder („volwassenen hebben een dure waar ze jaren mee doen”). Een taxibaas heeft nog twee auto’s rijden, dat waren er negen. De drankwinkel verkoopt minder bier en meer luxealcohol, zoals gin. In de zaken van Giele was het van de ene op de andere dag half zo druk. Club Four gaat na de zomer dicht. Het pand is verkocht, er komt een Italiaans restaurant in. „We gaan ons helemaal focussen op Pinky en Zoom.” [2] 
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Kim Bos 12 augustus 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be