• draai·schijf
enkelvoud meervoud
naamwoord draaischijf draaischijven
verkleinwoord draaischijfje draaischijfjes

de draaischijfv / m

  1. schijf die kan draaien
     Op een hoge tafel in de hoek stond een grote bakelieten radio met een verzilverde draaischijf waarin vooroorlogse zendstations waren gegraveerd. Waarschijnlijk zou hij met de juiste transformator nog aan de praat te krijgen zijn. Maar er zou niet dezelfde muziek uit opklinken als vroeger.[1]
  2. pottenbakkersschijf
  3. schijf van een platenspeler
  4. kiesschijf van een telefoon
  5. (spoorwegen) van rails voorziene schijf waarop locomotieven, wagons enz. gekeerd kunnen worden
  6. (figuurlijk) verdeelsysteem
    • Nederland is de draaischijf voor de mondiale cocaïnehandel. Hoe Colombiaanse drugs via Rotterdam Europa bereiken...[2] 
    • Nederland huisvest een van de grootste internetknooppunten ter wereld en is een draaischijf in de digitale wereldeconomie. [3]