Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: doceren


  • do·se·ren
  • wellicht via Frans doser van middeleeuws Latijn dosare, in de betekenis van ‘een dosis bepalen’ aangetroffen vanaf 1872, zie vindplaats hieronder [1][2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doseren
doseerde
gedoseerd
zwak -d volledig

doseren

  1. overgankelijk vaststellen hoeveel ervan gewenst is om een bepaald resultaat te bereiken
    • Het bijstellen van medicatie om hoge bloeddruk te verlagen kan de dokter beter aan de patiënt overlaten. (…) De bovendruk van mensen die een jaar lang zelf maten en doseerden was 9 millimeter kwikdruk lager dan van mensen die dat overlieten aan de huisarts. [3]
    • Als eene in het oog loopende wijziging echter heeft de commissie goedgevonden, om het, op de oorspronkelijke lijst niet opgenomen, 'acidum arsenicosum' thans wel te doseeren, en zulks op grond, dat zij de reden niet kon inzien, waarom de vorige commissie was afgeweken van het oude voorschrift voor de drogisten , waarbij het "arsenicum album" wel degelijk tot de hierboven bedoelde cathegorie van zelfstandigheden werd gebragt. [4]
  2. overgankelijk verdelen over een reeks afgepaste hoeveelheden om een gewenst resultaat te bereiken
    • In de coalitie behoudt hij steun maar beamen ze: de werklast valt hem zwaar. Een ambtenaar zei een tijdje terug: hij vindt alles interessant, hij moet leren doseren. [5]
  3. overgankelijk in een afgepaste hoeveelheid toevoegen
    • In sommige opzichten is schrijven voor kinderen moeilijker, zegt ze. "Je moet je volwassen kennis continu doseren en zorgen dat je aansluit bij hun taal, begrip en kennis." [6]
  • doseeren (officiële spelling tot 1935 in Nederland en 1946 in België)
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[7]