dorpsbevolking
- Geluid: dorpsbevolking (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdɔrəpsbəˌvɔlkɪŋ / (4 of 5 lettergrepen)
- dorps·be·vol·king
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dorpsbevolking | dorpsbevolkingen |
verkleinwoord | - | - |
de dorpsbevolking v
- geheel van de inwoners van een kleine permanente nederzetting
- ▸ Allereerst de gemoedelijkheid; het festival grenst pal aan een woonwijk en de hele dorpsbevolking helpt mee om er een geslaagde dag van de maken. Inwoners van Wateringen mopperen voor één keer niet over verkeersdrukte, geluidshinder en andere ongemakken.[2]
- (verzamelterm) inwoners van kleine permanente nederzettingen
- ▸ De spullen die in China voor weinig koopkrachtige boeren zijn bedoeld, doen het ook goed bij de dorpsbevolking in de binnenlanden van Suriname.[3]
- [2] stadsbevolking
- Het woord dorpsbevolking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Jan Vollaard“Pop bij de windmolen” (9 augustus 2006) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Garrie van Pinxteren“Omhelzing of wurggreep” (21 april 2007) op nrc.nl