dodenhuis
- do·den·huis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dodenhuis | dodenhuizen |
verkleinwoord | dodenhuisje | dodenhuisjes |
het dodenhuis o
- huis waar een lijk ligt opgebaard
- In het dodenhuis, waar ze opgeborgen lag, ben ik even alleen geweest en er is veel losgekomen. Ik kon dingen zeggen, die ik daarvoor niet gezegd kreeg. Dat heeft toch iets goed gemaakt.”[2]
- huis waar de stoffelijke overschotten van een lijk zijn bijgezet
- Samen met een reconstructie van het 'dodenhuis'waarin het skelet gevonden is, staat Cees opgesteld in de prachtige gewelfkelder van het museum. In een rondleiding vertellen archeologen over de vondst, de reconstructie en het leven van de steentijdman. Aanmelden verplicht.[3]
- [1] mortuarium
- [2] knekelhuis, mausoleum
- Het woord dodenhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dodenhuis" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 12/11/2017 om 10:16 door eadp Veldriticoon Liboton (60) gaat door moeilijke periode: “Mijn kinderdroom waargemaakt, maar plots lijkt je leven voorbij”
- ↑ de Telegraaf 07 nov. 2013 Het Westfries Museum biedt zaterdag 9 en zondag 10 november de mogelijkheid oog in oog te staan met de oudste man van Noord-Holland. Meer dan 4500 jaar is hij, Cees, de steentijdman.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be