• mor·tu·a·ri·um
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘rouwcentrum’ voor het eerst aangetroffen in 1955 [1]
  • afgeleid van het Latijnse mortuus (dood) met het achtervoegsel -arium [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mortuarium mortuaria
mortuariums
verkleinwoord mortuariumpje mortuariumpjes

het mortuariumo [3]

  1. een plaats waar het lichaam van een overledene gedurende enkele dagen kan worden bewaard en/of opgebaard tot aan de begrafenis of crematie
    • Tegenwoordig is ieder mortuarium uitgerust met een koelruimte. 
    • Het mortuarium ligt vol met dode Russische soldaten. Zwarte zakken met lijken werden dagelijks op het station vanuit militaire ambulances in treinen geladen, voor transport naar Rusland. [4] 
96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]