• dis·co·theek
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verzameling grammofoonplaten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1932 [1]
  • afgeleid van disco met het achtervoegsel -theek [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord discotheek discotheken
verkleinwoord discotheekje discotheekjes

de discotheekv

  1. (muziek) verzameling van veelal uitleenbare muziekopnamen
    • In de bibliotheek kun je naast een verzameling boeken ook een discotheek vinden waar je platen en cd's kunt lenen. 
  2. (muziek), (horeca) uitgaansgelegenheid waar wordt gedanst op popmuziek, disco [1]
    • Zullen we naar de discotheek gaan om te dansen? 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]