• di·ri·gis·me
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geleide economie’ voor het eerst aangetroffen in 1952 [1]
  • afgeleid van het Franse diriger (leiden, sturen) met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord dirigisme -
verkleinwoord - -

het dirigismeo

  1. (politiek) (economie) ideologie die streeft naar een centraal geleide gemeenschap of economie
    • Zowel het dirigisme als de geconcerteerde en de geïnformeerde economie vertrekken van dezelfde basis, nl. het besef dat planning in de economie een absolute noodzaak is om de crisissen te vermijden.[3] 
45 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[4]