Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dip·saus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dipsaus dipsausen, dipsauzen
verkleinwoord dipsausje dipsausjes

Zelfstandig naamwoord

de dipsausv / m

  1. (voeding) een saus die bedoeld is om voedsel (zoals snacks) in te dippen
    • De dipsaus mag per snack slechts één keer gedipt worden om geen speeksel en mondbacteriën in de saus te krijgen. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be