• di·a·ly·se
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘scheiding van stoffen’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • met het voorvoegsel dia- met het achtervoegsel -lyse [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord dialyse dialysen
dialyses
verkleinwoord dialysetje dialysetjes

de dialysev [3]

  1. (medisch) bloedzuivering met een kunstnier, nierdialyse, hemodialyse
    • Jannie moet drie keer per week naar het ziekenhuis voor een dialyse. 
  2. (scheikunde) (natuurkunde) scheiding van stoffen in kristalloïden en colloïden in een oplossing d.m.v. filtrering door een membraan
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]