deurboog
- deur·boog
- samenstelling van deur zn en boog zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deurboog | deurbogen |
verkleinwoord | - | - |
de deurboog m
- (bouwkunde) doorgang die bovenaan de vorm van een halve cirkel heeft
- ▸ Ten noorden van Den Nul ligt de boerderij Groot Scherpenzeel (Scherpenzeelseweg 3), bestaande uit een hoog dwarspand met gepleisterde trapgevels en in de zuidgevel een deurboog met natuursteenblokken en natuurstenen schelpvullingen uit omstreeks 1640.[1]
- Het woord 'deurboog' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Ronald Stenvert e.a.“Monumenten in Nederland. Overijssel.” (1998), Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist / Waanders Uitgevers, Zwolle, ISBN 9040092001, p. 232