• deur·bo·gen

de deurbogenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord deurboog
     Links en rechts in de deurbogen is een deel van een stralende zonneschijf aangebracht.[1]
  1.   Weblink bron
    Farwerck, F.E.
    “Levend verleden” (1938), Stichting "Der Vaderen Erfdeel", Amsterdam, p. 45 afb. 70