Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • des·truc·tief
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van destructie met het achtervoegsel -ief
  • afgeleid van het Franse destructif of daarvoor van het Latijnse 'destructivus'
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen destructief destructiever destructiefst
verbogen destructieve destructievere destructiefste
partitief destructiefs destructievers -

Bijvoeglijk naamwoord

destructief

  1. zware schade aanbrengend
    • Het eiland werd getroffen door een uiterst destructieve aardbeving. 
     Door haar wimpers heen zag ze hoe de homepage aan zijn destructieve metamorfose begon.[1]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen


Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen