Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • der·de kerst·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord derde kerstdag derde kerstdagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de derde kerstdagm

  1. (kerst) (feest) 27 december, een derde dag waarop men kerst viert
    • Omdat men vroeger aan twee kerstdagen voldoende had heeft men derde kerstdag afgeschaft. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid