• de·ma·goog
enkelvoud meervoud
naamwoord demagoog demagogen
verkleinwoord - -

de demagoogm

  1. (persoon) (politiek) iemand die de steun van mensenmassa's probeert te verwerven door telkens in te spelen op hun gevoelens
    • de demagoog bij uitstek in de twintigste eeuw was wel Adolf Hitler 
82 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[4]