demagoog
- de·ma·goog
- van Frans démagogue zn , in de betekenis van ‘volksmenner’ aangetroffen vanaf 1796 [1] [2] [3]
- met het voorvoegsel demo- en met het achtervoegsel -goog
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | demagoog | demagogen |
verkleinwoord | - | - |
de demagoog m
- (persoon) (politiek) iemand die de steun van mensenmassa's probeert te verwerven door telkens in te spelen op hun gevoelens
- de demagoog bij uitstek in de twintigste eeuw was wel Adolf Hitler
- Het woord demagoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "demagoog" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ demagoog op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "demagoog" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be