• del·vis
  • Afleiding van het Noorse woord del met het achtervoegsel -vis
Naar frequentie 6266
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud delvis mer delvis mest delvis
o enkelvoud delvis
meervoud delvis
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
delvis mer delvis mest delvis

delvis

  1. gedeeltelijk, partieel
    «Svaret er bare delvis riktig.»
    Het antwoord is slechts gedeeltelijk juist.

delvis

  1. deels, gedeeltelijk, partieel, ten dele
  • være delvis enig
het gedeeltelijk eens zijn


  • del·vis
  • Afleiding van het Nynorske woord del met het achtervoegsel -vis
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud delvis delvisare delvisast
o enkelvoud delvis
meervoud delvise
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
delvise delvisare delvisaste

delvis

  1. gedeeltelijk, partieel
    «Svaret er berre delvis rett.»
    Het antwoord is slechts gedeeltelijk juist.

delvis

  1. deels, gedeeltelijk, partieel, ten dele


  • del·vis
  • Afleiding van het Zweedse woord del met het achtervoegsel -vis
Naar frequentie 6625
stellend vergrotend overtreffend
delvis


delvis

  1. gedeeltelijk, partieel

delvis

  1. gedeeltelijk, ten dele