declareren
- Geluid: declareren (hulp, bestand)
- de·cla·re·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘een declaratie indienen’ voor het eerst aangetroffen in 1753 [1]
- afgeleid van het Franse déclarer (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
declareren |
declareerde |
gedeclareerd |
zwak -d | volledig |
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
declaratie | |
declarant | - |
declareren overgankelijk [3]
- een declaratie indienen b.v. t.a.v. gemaakte onkosten, opgeven
- aangifte doen van goederen bij de douane of voor de belasting, aangeven
- (informatica) het specificeren van naam en type van een variabele in een computerprogramma, opgeven
- wederkerend zich ~: zich over iets uitspreken, verklaren
- Het woord declareren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "declareren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "declareren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ declareren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be