• de bus par·ke·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
de bus parkeren
parkeerde de bus
de bus geparkeerd
zwak -d volledig

de bus parkeren

  1. (voetbal) (figuurlijk) heel verdedigend spelen met bijna alle spelers tussen de bal en het eigen doel, meestal toegepast tegen een technisch betere tegenstander
     Achilles'29 kon na de pauze niet veel meer dan tegenhouden. „Dit was wel een beetje de bus parkeren”, verwees Meijers naar de Engelse term voor de defensieve stijl van onder andere Chelsea onder voormalig coach José Mourinho.[1]
  1.   Weblink bron “Achilles-coach Meijers schaamt zich niet voor geparkeerde bus” (15 april 2016) op gld.nl