• dank·baar·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord dankbaarheid dankbaarheden
verkleinwoord dankbaarheidje dankbaarheidjes

de dankbaarheidv

  1. het dankbaar zijn
    • Hij wilde voor alle cadeau's en presentjes zijn dankbaarheid uitspreken. 
    • Alles draait in dienst in Baptistenkerk om het thema dankbaarheid. Of het nu het gebed, de preek, een klein toneelspel of de tekst van psalmen, gezangen en liederen, is, alles daat erom dat mensen in het leven dankbaar moeten zijn. [1]