dampig
- dam·pig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | dampig | dampiger | dampigst |
verbogen | dampige | dampigere | dampigste |
partitief | dampigs | dampigers | - |
dampig [1]
- lijkend op damp
- We keken uit over het dampige moeras
- dat iets damp of rook produceert
- De man kwam trots de kamer binnen met de dampende schalen van zijn zelf gekookte maaltijd.
- Het woord dampig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dampig" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be