• dam·pig

dampig [1]

  1. lijkend op damp
    • We keken uit over het dampige moeras 
  2. dat iets damp of rook produceert
    • De man kwam trots de kamer binnen met de dampende schalen van zijn zelf gekookte maaltijd. 
89 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[2]