Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: délit


  • IPA: /ɟɛlɪt/
  • dě·lit
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *děliti
  • Afgeleid van het zelfstandige naamwoord díl met het achtervoegsel -it

dělit imperfectief  

  1. delen, opdelen, verdelen
    «Dort dělí maminka obvykle na dvanáct kousků.»
    De moeder verdeelt de taart normaal gesproken in twaalf stukken.
  2. indelen, opdelen
    «Vyšší rostliny se dělí na nahosemenné a krytosemenné.»
    Embryophyta worden ingedeeld in naaktzadigen en bedektzadigen.
  3. (wiskunde) delen
    «Prvočísla je možno dělit pouze jedničkou a sebou samým.»
    Het is alleen mogelijk priemgetallen door één en zichzelf te delen.
  4. scheiden
    «Sousední zahrady dělí jen nízký plot.»
    Een laag hek scheidt de naast elkaar gelegen tuinen.
  1. rozdělovat, oddělovat imperfectief, štěpit
  2. rozlišovat imperfectief / rozlišit perfectief, třídit
  1. spojovat, slučovat, sjednocovat
  2. násobit