• ver·de·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verdelen
verdeelde
verdeeld
zwak -d volledig

verdelen

  1. overgankelijk in kleinere stukken uiteendoen
    • De Iraanse presidentsverkiezingen van 2009 verdeelden zelfs de geestelijkheid in de heilige stad Qom. 
  2. een geheel in kleinere delen geven aan verschillende mensen of zaken
    • Van belang is daarom dat het beschikbare geld (het wordt voorlopig namelijk niet meer) zo goed mogelijk verdeeld en besteed wordt. [1] 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]