crosser
- cros·ser
- Naamwoord van handeling van crossen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | crosser | crossers |
verkleinwoord | crossertje | crossertjes |
de crosser m
- (sport) iemand die op een crossfiets of een crossmotor wedstrijden rijdt
- Veldrijder Pim Ronhaar heeft dinsdagavond de Nacht van Woerden voor junioren op zijn naam gebracht. Het was de derde zege van dit seizoen voor de crosser uit Hellendoorn. [2]
- Coldenhoff, die ook in de zwaarste klasse crost, is aangewezen voor de Open klasse. Vlaanderen, een geboren Zuid-Afrikaan die sinds dit jaar onder de Nederlandse vlag rijdt, is de crosser in de MX2. [3]
- Van der Poel, crosser in bezit van de belangrijkste Nederlandse wegtrui. Voltooide nog een prima hattrick door na zijn titels in het veld en op de weg ook nog even Nederlands kampioen op de mountainbike te worden. [4]
1.
- Het woord crosser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "crosser" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Roy Schriemer 23-10-18 Pim Ronhaar wint Nacht van Woerden
- ↑ Tubantia 10-09-18 Herlings kopman van Nederland in Motorcross der Naties
- ↑ Tubantia Arjan Schouten 12-10-18 De tien mooiste Nederlandse wielerprestaties van 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be