correleren van twee variabelen
  • cor·re·le·ren
  • uit het Frans

correleren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
correleren
correleerde
gecorreleerd
zwak -d volledig
  1. (statistiek) het hebben van een statistische samenhang tussen twee of meer variabelen
    • De darmbacteriegroepen lijken weinig te maken te hebben met de voedingsgewoonten van hun gastheer. Wel lijken er verbanden te zijn tussen bepaalde darmbacteriën en individuele kenmerken van de gastheer als leeftijd en Body Mass Index. De onderzoekers ontdekten twaalf bacteriële genen die correleren met leeftijd, en drie die verband houden met BMI. Ze kunnen wellicht dienst doen als diagnostische markers voor diabetes, darmkanker en obesitas. [2] 
    • Empirisch onderzoek van Cliff Asness en Robert Arnott wijst uit dat bij Amerikaanse bedrijven de winstgroei positief correleert met het uitkeringspercentage van het dividend. Met andere woorden: hoe kleiner het gedeelte van de nettowinst dat een onderneming aan de aandeelhouders beschikbaar stelt, hoe lager het resultaat in de toekomst is. Bedrijven die winst inhouden, komen in de verleiding om met dat geld activiteiten te ontplooien die niet altijd in het belang van de aandeelhouders zijn. [3] 
81 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Ben van Raaij 22-04-11 Naast bloedgroep ook 'darmgroep'
  3. De Telegraaf 16 mrt. 2015 Myth busted
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be