concorderen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  concorderen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• con·cor·de·ren

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van het Franse concorder (met het voorvoegsel con- en met het achtervoegsel -eren)

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
concorderen	concordeerde	geconcordeerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

concorderen

1. onovergankelijk overeenstemmen

Synoniemen

• correleren, harmoniëren

Afgeleide begrippen

• concordaat

Verwante begrippen

• samenwerking

Vertalingen

    1.   

Frans: concorder (fr)

Spaans: concordar (es)

Gangbaarheid

• Het woord concorderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.