cornedbeef
- Geluid: cornedbeef (hulp, bestand)
- cor·ned·beef
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vlees in blik’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- samenstelling uit het Engels van corned en beef [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cornedbeef | |
verkleinwoord |
- gezouten, gekookt en meestal ingeblikt rundvlees
- Eten, ook dat is iets Van Warmerdam-achtigs. Hij zucht. „Ik maak tafelscènes steeds korter. Mensen maakten zo’n ding van het eten in mijn films.” Paardenworst in Kleine Teun, gazpacho in Grimm, boterham met cornedbeef in De Noorderlingen . „Ik hou het eten nu amorf.” Toch herinner ik me alles wat Bax eet en drinkt. Gebakken ei, boterham met kaas, zwarte koffie, crackers. Hoe kan het, dat al die details je zo bijblijven? „Er zit weinig muziek in mijn films”, zegt hij. „Dan kijk je beter.”[4]
- Nog decadenter wordt het in het Zimbabwaanse Harare, mits je in de Gouden Driehoek, de luxe wijk, woont. In Harare zelf is er weinig te halen voor de hoofdpersoon in het verhaal van Petina Gappah: ‘Je koopt je melk en brood bij Honeydew. Elke maand koop je drie felgekleurde manden in de supermarkt, manden waarvan de inhoud nauwkeurig is afgestemd op de basisbehoeften van je dienstmeisje, je tuinman en je bewaker. Perfection-zeep en grof gemalen maïsmeel, spijsolie en bonen, cornedbeef, gemalen stukken koe, stukken waarover je niet na wilt denken, gedroogde matemba-vis, die vooral naar graten en hersenen smaakt, Lifebuoy-zeep. In de winkels is niets te vinden voor jou. Als jij wilt winkelen, begint dat met een vlucht naar Johannesburg’.[5]
1. gezouten, gekookt en meestal ingeblikt rundvlees
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord cornedbeef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "cornedbeef" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ cornedbeef op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Rinskje Koelewijn 23 mei 2015
- ↑ NRC Toef Jaeger 2 augustus 2012