pastrami op een broodje
  • pas·tra·mi
  • uit het Roemeens [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord pastrami pastrami's
verkleinwoord

de pastramim

  1. soort gerookt, gepekeld rundvlees
    • Mocht hij toch een keer gek willen doen, dan zou Allaert zijn pastrami deluxe aanbevelen. Maar of het ooit zover komt, valt te betwijfelen. 'Ik heb nog nooit iets anders besteld dan mortadella.' Van der Jagt is een man van gewoontes. [2] 
    • De Amsterdamse komt elke werkdag in de lunchzaak en bestelt ook wel eens een broodje aardbei. 'Als je de hele tijd hetzelfde eet, ben je het al snel beu.' Al at ze het broodje pastrami ook wel eens drie keer in één week. [3] 
83 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[4]