• con·fis·ca·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verbeurdverklaring’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1460 [1]
  • afleiding van confisqueren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord confiscatie confiscaties
verkleinwoord

de confiscatiev

  1. een gerechtelijke inbeslagneming
    • De antwoorden van minister Koenders van Buitenlandse Zaken op Kamervragen over de confiscaties door de Turkse staat van Aramese kerken en kerkbezittingen zijn teleurstellend, vindt Aziz Beth Aho. [3] 
    • Een rechtbank in Tunesië heeft de inbeslagname van het vermogen van de verdreven president Zine El Abidine Ben Ali en zijn getrouwen onrechtmatig verklaard. De rechter bestempelde het decreet waarmee confiscatie een feit was als niet rechtsmatig. De Tunesische regering is woedend. [4] 
     Hij was een relict uit 1968, waarschijnlijk sociaaldemocraat en zeker aanhanger van de ideeën van de regering over 'werknemersfondsen', oftewel confiscatie van alle industriële activa op de vrije markt.[5]
94 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[6]