• co·or·di·ne·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
coördineren
coördineerde
gecoördineerd
zwak -d volledig

coördineren

  1. overgankelijk zo organiseren dat alles en iedereen goed kan samenwerken
    • Hij coördineert het buurtwerk al ruim tien jaar. 
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]