chronometer
- Geluid: chronometer (hulp, bestand)
- chro·no·me·ter
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tijdmeter’ voor het eerst aangetroffen in 1786 [1]
- afgeleid van meter met het voorvoegsel chrono- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chronometer | chronometers |
verkleinwoord | chronometertje | chronometertjes |
de chronometer m
- een uurwerk waarop zeer kleine tijdsdelen kunnen worden afgelezen [3]
1. een uurwerk waarop zeer kleine tijdsdelen kunnen worden afgelezen
- Het woord chronometer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "chronometer" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "chronometer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ chronometer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be