chroniqueur
- Geluid: chroniqueur (hulp, bestand)
- chro·ni·queur
- Naamwoord van handeling van het Franse chroniquer met het achtervoegsel -eur [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chroniqueur | chroniqueurs |
verkleinwoord | chroniqueurtje | chroniqueurtjes |
de chroniqueur m
- (beroep) iemand die kronieken schrijft, een kroniekschrijver
- De bekende chroniqueur is vorige week overleden.
1. iemand die kronieken schrijft
- Het woord chroniqueur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "chroniqueur" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ chroniqueur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /kʁɔnikœʁ/
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
chroniqueur | le chroniqueur | chroniqueurs | les chroniqueurs |
chroniqueur m