christusachtig
- Geluid: christusachtig (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkrɪstʏsˌɑxtəx / (4 lettergrepen)
- chris·tus·ach·tig
- eponiem, afgeleid van Christus met het achtervoegsel -achtig, geschreven met een kleine letter volgens spellingregel 16.C als er geen directe relatie met Jezus Christus is [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | christusachtig | christusachtiger | christusachtigst |
verbogen | christusachtige | christusachtigere | christusachtigste |
partitief | christusachtigs | christusachtigers | - |
christusachtig
- gelijkend op, of eigenschappen hebbend van Christus
- ▸ Hij houdt van het verval, de liederlijkheid, de roem waar Gainsbourg in de jaren tachtig op teerde. „Bijna christusachtig”, noemt hij hem. Zijn tragedie was niet de alcohol of het roken, maar zijn kwetsbaarheid, de maskers waarachter hij zich verschool.[2]
- Christusachtig (tegenwoordig alleen als het verband met Christus meer direct is; officiële spelling tot 2006)
- Het woord christusachtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Rubensachtig / rubensachtig” op taaladvies.net
- ↑ Weblink bron René Moerland“De legende uitvergroot” (5 maart 2010) op nrc.nl