chirograaf
- Geluid: chirograaf (hulp, bestand)
- chi·ro·graaf
- Middelnederlands chirografe, cyrografe ‘autograaf’, ontleend aan Oudfrans chirographe, cyrographe, geleerde ontlening aan Latijn chirographum, zelf ontleend aan Oudgrieks kheirógraphon ‘schuldbekentenis’, verbaal-abstract bij kheirógrapheō ‘ik schrijf op en onderteken’, samenstelling bij kheirós ‘hand’ en gráphein ‘schrijven’.[1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chirograaf | chirografen |
verkleinwoord | - | - |
de chirograaf m
- (oorkondeleer, diplomatiek) oorkondevorm waarbij twee of meer gelijkluidende akten op hetzelfde vel papier of perkament werden geschreven en deze akten van elkaar werden losgesneden, zodat partijen achteraf aan elkaar kunnen passen om daarmee de echtheid te bewijzen
1. niet bezegelde, door identieke gedeeltes bevestigde oorkonde
- Het woord chirograaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.