chicaneren
- Geluid: chicaneren (hulp, bestand)
- IPA: / ʃikaˈnerə(n) / (4 lettergrepen)
- chi·ca·ne·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
chicaneren |
chicaneerde |
gechicaneerd |
zwak -d | volledig |
chicaneren [2]
- inergatief met gezochte bezwaren komen, voortdurend met kritiek op kleinigheden komen
- overgankelijk voortduren lastigvallen door met gezochte kritiek, treiteren met vermeende onvolkomenheden
- Kort gezegd komt het erop neer dat homo’s door de SS bijzonder werden gechicaneerd. [3]
- Het woord chicaneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "chicaneren" herkend door:
49 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ chicaneren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Dominee komt uit voor eigen homoseksualiteit (30 april 2014) op website: refoweb.nl; geraadpleegd 2017-08-14
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be