• ches·ter·field
enkelvoud meervoud
naamwoord chesterfield chesterfields
verkleinwoord - -

de chesterfieldm

  1. (meubel) bepaald model armstoel of canapé uit het eind van de achttiende eeuw gekenmerkt door de capitonnage van leuning en zitting, en vaak voorzien van een genagelde voorzijde en een bekleding van glad bruin leer
     Wat gebeurt er in ons hoofd wanneer het woord ‘stoel’ valt, zien we dan een tuinstoel of een chesterfield?[3]
     Als het publiek binnenkomt zit zijn zus Leonore op de chesterfield kransen van laurierblad te vlechten.[4]
     Bij het door studenten georganiseerde Room for Discussion worden belangrijke CEO’s, IMF-personeel en andere grote spelers in het marktveld uitgenodigd. Niks wat ook maar in de buurt komt van het communisme heeft ooit op de chesterfields mogen plaatsnemen.[5]
  2. (kleding) bepaalde model mantel, overjas met blinde sluiting en veelal met een fluwelen kraag
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. chesterfield op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Toef Jaeger
    “Tussen Tirol en het Rijk van de Verbeelding” (10 juli 2015) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Herien Wensink
    “In hippe Goethe klinkt klassieke taal fris” (15 september 2014) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron
    Francisca Wals
    “Niet Marx maar Marqt” (7 mei 2014) op nrc.nl