Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • che·mi·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Frans chemiser met het achtervoegsel -eren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
chemiseren
chemiseerde
gechemiseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

chemiseren

  1. bekleden
  2. (kookkunst) de binnenzijde van een vorm met gelei bedekken
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Ingmar Vriesema 24 april 2006 NRC