1. Drie schijfjes tournedos in wijnsaus.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tour·ne·dos
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘biefstuk van de haas’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • van Frans tournedos [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tournedos tournedos
verkleinwoord tournedostje tournedostjes

Zelfstandig naamwoord

de tournedosm

  1. (voeding) stukje rundvlees, afkomstig uit het middelste deel van de ossenhaas
  2. (voeding) stukje vis of vlees dat geschikt is voor fijnproevers

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Frans

Uitspraak
Woordafbreking
  • tour·ne·dos
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van tourner "draaien" en dos "rug"; in de vishandel was het gebruikelijk bedorven vis omgekeerd, "met de rug gedraaid" dus à tournedos te tonen, om zo het betere deel toch te kunnen verkopen. Bij het bereiden van rundvlees bestond het gebruik dit eerst een tijd te laten besterven, waarbij dezelfde term in zwang kwam. Hoewel het woord eigenlijk niet voor de menukaart was bedoeld, is het daar uiteindelijk als begrip blijven bestaan, los van de oorspronkelijke betekenis en de tegenwoordige bereidingswijze.[1]
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  tournedos     le tournedos     tournedos     les tournedos  

Zelfstandig naamwoord

tournedos m

  1. (voeding) schijf rundvlees, afkomstig uit het middelste deel van de ossenhaas
Overerving en ontlening

Verwijzingen